We kennen allemaal de vijf zintuigen waarmee we horen, zien, voelen, proeven en ruiken. In de antroposofie gaan we uit van 12 zintuigen. Het is belangrijk alle zintuigen te ontwikkelen, omdat de zintuiglijke waarneming de basis vormt voor onze relatie met onszelf, de omgeving en de mensen om ons heen. Wanneer we goed waarnemen, neemt de levenskracht toe en naarmate de gezondheid en levenskracht beteren, nemen we meer waar. We kunnen de zintuigen verdelen in drie groepen van vier zintuigen die achtereenvolgens in de drie perioden van zeven jaar ontwikkelen (0-7 jaar, 7-14 jaar en 14-21 jaar).
De eerste vier worden de onderste vier zintuigen genoemd, de fysieke zintuigen: de tastzin, de levenszin, de bewegingszin en de evenwichtszin. Deze zintuigen zijn gericht op de eigen lichamelijkheid. “eerst je lichaam in, dan de wereld in” is een veelgehoorde zin, gebaseerd op de ontwikkeling van de onderste vier zintuigen. Bij de kleine Zeeridder scheppen wij voor de peuters de juiste voorwaarden om goed in hun lichaam te komen, om deze zintuigen goed te ontwikkelen.
We vertellen u nu graag meer over de tastzin: bij tastzin gaat het om geborgenheid, grensbeleving, aftasten, beoordelen van kwaliteiten, je omhult voelen, rekening houden met anderen. We helpen dit te ontwikkelen door een goede omhulling van het kind, behoedzaam en aandachtig huidcontact, speelgoed van natuurlijk materiaal, gezonde voeding en een warme omgeving. Dit betreft vooral de fysieke verzorging. Daarnaast is van belang dat we het kind vertrouwen geven, zelfvertrouwen laten opdoen in het eigen lichaam en baas in eigen lijf laten zijn. Het is belangrijk dat de pedagogisch medewerker zelf ook haar grenzen aangeeft. Een respectvolle houding “ik ben ik en jij bent jij”. Met spelletjes met handen en voeten waarbij grensbeleving centraal staat ondersteunen we deze ontwikkeling. Bij een goede ontwikkeling ontstaat er een ‘veilig thuisgevoel’.